Geschiedenis van de stad

Geschiedenis van de stad

Oudste geschiedenis

Prehistorische, Romeinse en Merovingische vondsten – vooral in de deelgemeente Emelgem – bewijzen dat de Mandelvallei zeker al van in de prehistorie bewoond was. De oudste schriftelijke vermelding van de stad, ‘Isinchechem’, dateert van 1066.

Prinsdom

In 1582 verhief Filips II de heerlijkheid Izegem tot ‘graafschap’. Lodewijk XIV verleende in 1678 de titel ‘prinsdom’. De laatste telg van de familie de Gand-Vilain, prinsen van Izegem, stierf op een Parijs schavot in 1794. Vóór de Vilains hadden achtereenvolgens de heren van Izegem, van Maldegem, van Heule en van Stavele de rol van ‘heren van Izegem’ vervuld. Na de Vilains ging de titel theoretisch nog over op de families de Brancas en Arenberg, maar de functie had dan eigenlijk geen echte inhoud meer.

Kerkelijk

Kerkelijk gezien start de Izegemse geschiedenis rond 650, met de kerstening door Sint-Tillo. Tot 1794 ressorteerde Izegem onder het bisdom Doornik, en in 1112 stond de bisschop het Izegemse altaar af aan het Sint-Maartensklooster van Doornik. Daarmee werd deze abdij eigenlijk eigenaar van de Sint-Tillokerk.

De oudst gekende pastoor is een zekere Willem, we vinden zijn naam al terug in de dertiende eeuw. De oudste kerk moet een houten bouwsel geweest zijn, waarschijnlijk nog gebouwd onder de leiding van Sint-Tillo zelf. Vóór 1384 was er zeker al een stenen kerk, in de late vijftiende eeuw werd ze vergroot en in 1852 terug afgebroken.

Tussen 1794 en 1834 behoorde de parochie tot het bisdom Gent, nadien – en tot op heden – tot het bisdom Brugge.

Sociaal-economisch: de 16de, 17de en 18de eeuw

De zestiende eeuw was de gouden eeuw van de Izegemse lijnwaadnijverheid. De stad was het grootste linnenhandelscentrum van de Mandelvallei. Tussen 1578 en 1609 ging de economie echter geweldig achteruit. Izegem was een onversterkte stad en had veel te lijden gedurende de Tachtigjarige Oorlog. De zeventiende eeuw werd dan weer continu gekenmerkt door misoogsten, hongersnoden, oorlogen en besmettelijke ziekten.

Tussen 1653 en 1710 steeg de bevolking slechts met 219 eenheden, het aantal huizen met tien!

Vanaf 1715 komt er echter een nieuwe periode van voorspoed. Veel boeren gaan vanaf dan als zelfstandigen in de linnennijverheid werken.

Protestantisme en kloosterordes

Het protestantisme kreeg in Izegem nooit echt voet aan de grond. De Beeldenstorm deed Izegem aan op 23 augustus 1566, en de Tachtigjarige Oorlog zorgde voor heel wat ontreddering.

De eerste kloosterorde waarvan wij horen, is die van de Grauwe Zusters (zeker vanaf 1486). Sindsdien gaat het godsdienstig leven voortdurend bergop. De achttiende eeuw is een absoluut hoogtepunt, onder meer door de stabiliteit. Over een periode van 86 jaar waren er toen bijvoorbeeld slechts drie pastoors.

Franse tijd

De Franse periode vertoont grosso modo dezelfde karakteristieken als in andere Vlaamse gemeenten: conscriptie, godsdienstvervolging en boerenkrijg van 26 tot 29 oktober 1798. Het moet gezegd dat weinig notabelen het Franse regime echt steunden, zelfs al hadden ze de eed afgelegd.

Hollandse tijd

Over de Hollandse tijd is weinig geweten. Wel had Willem I tot 1821 veel moeite om een gemeentebestuur samen te stellen. De concrete houding van de bevolking tegenover het regime is ons niet bekend. Sociaal-economisch zag het er alleszins niet zo rooskleurig uit. In 1821 bijvoorbeeld kreeg 12,5% van de bevolking steun van het armbestuur.

Industrie vanaf 1840

Onder meer door de trage aanpassing aan de mechanisering, kwam er in de jaren 1840 een grote crisis in de linnennijverheid opzetten. De teloorgang van de linnennijverheid werd echter opgevangen door uitbouw van schoeisel- en borstelindustrie, de twee parels aan Izegems economische kroon.
Recent hebben zich heel wat moderne bedrijven te Izegem gevestigd, we kunnen nu werkelijk spreken van een gedifferentieerd geheel van moderne industrieën. Ondertussen is de schoeiselnijverheid weliswaar vrijwel volledig teloorgegaan.

Sociaal-economisch: de negentiende eeuw

Sociaal gezien was de periode 1840-1860 miserabel door mislukte oogsten, epidemieën, verval van de linnennijverheid.

Enige nood werd gelenigd door kloosterorden en genootschappen, maar pas in de jaren 1860 kwam er een lotsverbetering door het stichten van maatschappijen van onderlinge bijstand, spaarkassen en verzekeringsmaatschappijen. Vanaf 1860 worden ook de eerste ‘sociale woningen’ gebouwd.

Politieke stromingen sinds 1870

Politiek gezien was het na de onafhankelijkheid windstil tot rond 1870. Vanaf dan begint een antiklerikaal liberalisme de kop op te steken. Pas na 1903 echter was er ook oppositie in de gemeenteraad, katholieke oppositie dan nog wel: de strijd van de middenstand tegen de Boerenbond.
In het begin van de twintigste eeuw komt het socialisme van de grond en wordt de socialistische zuil uitgebouwd. Het is de tijd van de strijd voor ‘één frank per uur’.
Na de Eerste Wereldoorlog geven enkele priesters ook in Izegem de Vlaamse Beweging vorm, en in 1921 verschijnt de eerste vrouw in de gemeenteraad.
Na de tweede wereldoorlog maakt Izegem de grote nationale politieke kwesties mee (repressie, Koningskwestie, schoolstrijd). Vanaf 1971 komen er weer grote lokale politieke verschuivingen. Tussen 1971 en 1976 was er een ‘travaillistische’ ploeg aan het bewind (socialisten en A.C.W.). Sinds 1982 is de tijd van de homogene meerderheden voorbij. Coalities zijn onvermijdelijk geworden.